Opa

Opa als voetballerVandaag is het exact dertien jaar geleden dat mijn opa is overleden.

In het begin van deze eeuw woonde ik nog op kamers en ging ik in de weekenden dat Feyenoord thuisspelende op vrijdagen vaak naar huis. M’n moeder belde die vrijdagmiddag dat ze met opa in het Dijkzigt was: ‘Opa voelt zich niet zo lekker.’ Natuurlijk ging ik er gelijk heen. Daar lag hij dan, met dat kleine lichaam van 1 meter 60, op een ziekenhuisbed. Het was vreemd om hem zo te zien liggen, want hij had eigenlijk nooit wat. Oké, het lopen ging de laatste jaren wat minder, hij was wat dovig (soms misschien wel bewust) en hij was wat minder spraakzaam dan vroeger. Maar ernstige ziekten waren hem gelukkig bespaard gebleven.

Ook zijn ziekbed duurde niet lang. Zaterdagmiddag ben ik nog bij hem geweest, hij sprak nauwelijks meer en was suf van de morfine. Zondagochtend is hij overleden. De pijp was leeg. Hij is 89 jaar geworden, een respectabele leeftijd.

Die middag speelde Feyenoord tegen FC Twente. Ik kon thuisblijven, maar wat moest ik dan doen? Dus ging ik maar naar De Kuip. Opa zou het zo gewild hebben. Feyenoord won met 5-1 en bij elke treffer keek ik even naar boven.

Mijn opa was een echte klassieke opa: kale kop en de grijze haartjes die hij nog had waren keurig naar achter gekamd, altijd in pak met stropdas en daaroverheen vaak een crèmekleurige regenjas. Als het echt koud was droeg hij een geruite pet, zeker als hij naar het stadion ging. Ondanks dat ik ruim drie koppen groter dan hij was, bleef hij me tot op het laatste “Die kleine” noemen, omdat ik zijn jongste kleinkind was. Qua uiterlijk en temperament had hij veel weg van Louis de Funès, zeker als iemand kwaad sprak over zijn club, Feyenoord.

De herinneringen aan mijn opa zijn talrijk. Ik weet nog goed dat hij mij voor het eerst meenam naar De Kuip. Het is het bekende verhaal van het jongetje dat aan de hand van zijn opa (of vader of oom) de trappen van De Kuip voor het eerst bestijgt. Ik zie het nog zo voor me, dat enorme stadion met die 50.000 mensen. Toen hadden we nog geen overkapping op de tweede ring waardoor De Kuip nog groter leek. We zaten op Vak H, een beetje ouwelullenvak toentertijd. Naast opa zat nog een oudere meneer die tijdens de wedstrijd driftig met zijn paraplu of wandelstok te keer ging. Bij elke mislukte actie pookte hij zijn paraplu tegen het beton. Samen zaten ze te vloeken en te tieren. “Opa, wie is die meneer?” vroeg ik op een gegeven moment. “Ah jongen, dat weet ik niet, ik heb die vent nog nooit gezien!” Zielsblij waren ze toen Feyenoord scoorde en ik ging op mijn stoel staan om boven de mensen uit te komen. Dat tafereel herhaalde zich drie keer. Feyenoord won die middag met 3-1 van de grote aartsrivaal en na afloop moesten we slalommend langs de politiepaarden – de F-Side was uitgebroken – naar de grote trap richting de brug. Toen ik achterom keek, zag ik één grote mensenmassa, dat had ik nog nooit gezien. Over twee weken, 31 maart, is dat precies 28 jaar geleden.

Sindsdien ging ik elk seizoen een paar keer met opa mee. Daar keek ik echt weken van te voren naar uit. Naar Ajax-thuis, PSV, Sparta en het AD-toernooi. Als ik met hem meeging, kocht hij een kinderkaartje van twee gulden vijftig voor me. Het eerste kaartje heb ik nog steeds. De kaartjes leken op de tickets die je toentertijd bij het zwembad kreeg, met heel groot ‘KIND’ erop. Na mijn twaalfde mocht ik eigenlijk niet meer op zo’n kaartje naar binnen maar dan moest ik altijd van hem zeggen dat ik elf was.

Op een gegeven moment ging opa niet meer mee. Hij vond het te gevaarlijk worden nadat hij een keer was uitgegleden op de trappen en daarbij een vinger had gebroken. Hij was toen al bijna 80. Toen mijn oma in ’91 overleed kwam opa elke zondag naar ons toe. Als ik naar De Kuip ging wenste hij mij altijd succes en als ik thuiskwam van een wedstrijd vroeg hij me het hemd van het lijf, hoe het geweest was, ‘hoeveel volk er was’. Hij kreeg wel steeds meer moeite met namen, vooral die van de buitenlandse spelers. Jozsef werd ‘die Hongaar’ en Cruz ‘die Argentijn’. ‘Witschge’ was ook wat lastig, dus dat werd verbasterd tot iets wat leek op ‘Whiskey’.

Ik heb hem nog één keer meegenomen, thuis tegen Everton in ‘95 voor de Europa Cup II. Toen was hij 84. Zaten we anderhalf uur voor de aftrap al in een vrijwel lege Kuip. Op een gegeven moment liep het vol en zachtjes begonnen de eerste mensen ‘Hand in Hand kameraden’ te zingen. Opeens begon hij mee te zingen. Toen Regi Blinker de enige treffer maakte, wilde opa opstaan, maar dat ging niet zo soepel meer. Een onbekende gozert die aan zijn andere zijde zat en ik hebben hem omhoog getild waardoor hij als het ware tussen ons in bungelde. Na afloop hield hij een andere onbekende man voor hem vast op de trap, bang om weer uit te glijden, daarbij de man op zijn schouders slaand omdat zíjn club een ronde verder was.

Het laatste kampioenschap in 1999 heeft hij nog meegemaakt. De dag na de huldiging was hij ook bij ons op bezoek. Toen ik naar beelden van de huldiging op de Coolsingel zat te kijken, keek ik even opzij, naar zijn vaste plek op de bank. Over zijn wang zag ik een aantal grote tranen biggelen.

Opa, bedankt dat u mij de liefde voor Feyenoord hebt meegegeven. U kunt trots op me zijn, in de afgelopen dertien jaar heb ik minder dan tien competitiewedstrijden gemist. Misschien scheld ik wel eens op de club, net als u deed, maar dat is uit liefde. Ik zal Feyenoord nooit laten vallen. Dat deed u ook nooit.

Rust zacht,
Jim
Die kleine

No Comments

Leave a Comment

Please be polite. We appreciate that.
Your email address will not be published and required fields are marked