Buurman

Drie huizen naast mij woonde een vriendelijke, oude baas (85). Elke dag liep hij, een sigaartje in zijn mond en zijn trouwe metgezel aan zijn zijde, minstens tien keer een rondje door het naburige park.

Soms hoorde ik hem roepen: ‘Attie, hier blijven!’ Eigenlijk moest zijn hond aan de lijn, maar het driftig kwispelende beessie liep te snel voor hem.

M’n vriendin en ik kwamen hem vaak tegen op zijn route. Ondanks zijn hoogbejaarde leeftijd was hij altijd opgeruimd en in voor een praatje en een grapje. Als ik zijn huis passeerde zwaaide hij uitgebreid, in zijn vaste stek voor de televisie en met uitzicht op het raam.

Langzaam ging mijn buurman achteruit. Eerst liep hij nog helemaal vrij, later schuifelde hij gebogen achter een wandelstok voorbij.

Opeens waren we hem een paar weken ‘kwijt’. ‘Ze hadden me gevonden in m’n keuken. Hersenbloeding,’ zo vertelde hij me toen ik hem later tegenkwam op straat. Hij had een paar weken in het ziekenhuis gelegen. Zijn stok was vervangen door een rollator. Van de dokter moest hij zich rustig houden, maar de ouwe strijder liet zich niet zomaar kisten. ‘Pff, ik ben gisteren al tot het derde bankje gekomen’ wees hij naar het parkje. Hij bedankte me voor mijn aandacht en vervolgde al rollend zijn weg.

Het oude heertje had iets recalcitrants over zich. Ook tegen de sloopplannen van de woningbouwvereniging verzette hij zich hevig. ‘Ik blijf hier gewoon zitten zolang het nog kan.’ Naar een verzorgingshuis was niks voor hem. Ouwe bomen moet je immers niet verplaatsen. Bovendien mocht Attie dan misschien niet mee. Het zat hem niet lekker toen hij een scootmobiel kreeg. Van die moderne flauwekul moest hij niks weten. Hij liep liever.

Onlangs waren we hem weer kwijt. Helaas voorgoed, zo bleek op de dag dat mijn vriendin en ik op vakantie gingen. Terwijl ik mijn tas aan het pakken was, stond pal voor mijn deur een lange zwarte wagen geparkeerd. De oude baas was klaar voor zijn laatste rondje door de buurt. Toen de rouwstoot zich in beweging zette, stond ik in de deuropening om hem de laatste eer te bewijzen. Voor vertrek naar zonnigere oorden lieten we nog snel een kaart achter met onze condoleances voor de familie. ‘Het was een vriendelijke man, altijd in voor een praatje en een grapje. De buurt zal hem missen.’

Gisteravond stonden zijn ouderwetse meubeltjes op de straat. Zijn kinderen en kleinkinderen hadden zijn hele huis leeggemaakt. Een triest gezicht. Vanmorgen liep ik er langs en bleef even voor zijn verlaten woning staan. Opeens viel mijn oog op zijn vensterbank. Daar stond nog eén ding dat zijn familie, waarschijnlijk uit respect voor hem, had achtergelaten. Hij zou niet gewild hebben dat dat met het grof vuil mee zou zijn gegaan.

Zijn Feyenoordmok, mét gouden F.

Precies eenzelfde als waaruit ik mijn koffie drink.

Nooit geweten dat hij dezelfde club aanhing als ik. Dat lag ook niet voor de hand, in onze woonplaats op meer dan vijftig kilometer afstand van De Kuip. Waarschijnlijk had hij Jan Linssen en Puck van Heel nog in het echt zien spelen. Maar in zijn doen en laten was hij een echte Feyenoorder, sterker door strijd.

No Comments

Leave a Comment

Please be polite. We appreciate that.
Your email address will not be published and required fields are marked