Gerrit

Op mijn bureau liggen een heleboel spullen met een persoonlijke betekenis. Een daarvan is een speldje van het gouden Feyenoordlogo met ‘Sportclub Feyenoord’ eromheen. Als het weer eens slecht gaat met mijn club – en helaas is dat na het succesjaar 2002 vaak het geval geweest – kijk ik soms naar het speldje. Mijn gedachten gaan dan terug naar de sportief inktzwarte periode aan het einde van de jaren ’80. In die tijd waren er weinig mensen in mijn omgeving die er openlijk voor uitkwamen voor Feyenoord te zijn. Mijn opa van wie ik het Feyenoordvirus heb geërfd en een paar vriendjes van de voetbal, dat was het wel zo’n beetje. Totdat ik in 1988 naar de middelbare school ging, in het centrum van Rotterdam.
Daar ontmoette ik Gerrit. Gerrit was beheerder van de kantine op mijn school. Maar hij was bovenal Feyenoorder.

Ze zeggen wel eens dat er Feyenoordsupporters zijn in alle soorten en maten. Op Gerrit was die uitdrukking zeker van toepassing. Met zijn kogelronde buik, zijn broek die hij met strakke bretels tot ver boven z’n navel had opgetrokken en zijn loensende blik achter een bril met dikke jampotglazen, was hij een imposante verschijning. In zijn rechtermondhoek zat steevast een minuscuul sjekkie geplakt dat op en neer ging als hij praatte, met een stevig Rotterdams accent. Soms viel als hij praatte een beetje as op zijn buik. Gerrit was getrouwd met Annie, die schoonmaakster was op mijn school.

Mijn eerste ontmoeting met Gerrit was op mijn eerste dag op de ‘grote school’. Tijdens de pauze om elf uur verkende ik met wat klasgenootjes het gebouw. Best spannend natuurlijk, tussen al die grote jongens. In de grote zaal – sjiek ‘aula’ geheten – bevond zich de hoek waar Gerrit zijn broodjes hamburger en worst, koffie, cola, Raiders, banaantjes en kikkertjes verkocht. Als brugpieper kwam ik maar net boven de balie uit. “Zeggut maar”, bromde Gerrit. Ietwat verlegen deed ik mijn bestelling. Toen ik mijn flesje cola wilde afrekenen, viel Gerrits oog meteen op een klein glimmend voorwerp dat ik op mijn nylon portemonnee met klittenband had gespeld. “Hee, wat is dat?” brulde hij, over zijn bril kijkend. Schuchter liet ik hem het speldje zien.
Vanaf dat moment kon ik niet meer stuk bij Gerrit.

Bij elke bestelling begon hij een praatje over de club van Zuid. Niemand kon trouwens de naam zo mooi uitspreken als Gerrit: Faai-je-noord. Ook al zat ik helemaal achterin de aula, als hij me in de gaten kreeg, klonk het luidkeels vanachter zijn balie: “Heeej, ouwe Faainoorder!” Gerrit had een grote mond, maar ook een hart van goud, net als Annie. Toen ik eens een aantal weken in het ziekenhuis lag, kreeg ik een lieve kaart van Annie met een heel verhaal erop. Helemaal onderaan stond met hanenpoten gekrabbeld: ‘En groeten van die Feijenoorder.’

Gerrit verhaalde graag over vroeger, toen hij ook altijd naar De Kuip ging. “Maar een keer pleurden ze zó een brandblussert door een worstuhkraam. Daarna ben ik nooit meer geweest.” Het vaandel had Gerrit overgedragen aan zijn drie zoons, allen getooid met een in die tijd in Rotterdam zeer populair blockheadkapsel, met daaronder een vlassig snorretje. Maar ook al ging Gerrit niet meer, zijn liefde voor Feyenoord was er niet minder door geworden.

Die eerste jaren van mijn middelbare schooltijd ging het elk seizoen slechter met onze club, de anderhalf jaar dat HCS het shirt vervuilde als absoluut dieptepunt. Feyenoord was vaak het onderwerp van spot. Ik herinner mij een maandagmorgen na weer een smadelijke nederlaag. Eerste uur gymles. ‘Heb je dat Feyenoord gezien?’ hoorde ik de gymleraar op schampere toon aan één jongens van de klas vragen. Hun gelach ging door merg en been.

Verongelijkt kon ik op dat soort momenten in het hoekie bij Gerrit kruipen. Elke maandag bespraken we de wedstrijd van het weekend die toentertijd helaas vaak in het nadeel van Feyenoord eindigde. “Hoe kén dat nou, Jim?” verzuchtte Gerrit dan vaak, met zijn armen steunend op de balie. Samen sleepten we elkaar door de magere jaren, hopend op betere tijden.

We hadden het niet altijd alleen maar over Feyenoord. Op een dag riep Gerrit mij en wat klasgenoten naar buiten. “Ik moet jullie wat laten zien”, zei hij glunderend. Daar stond-ie dan: een fonkelnieuwe, maar foeilelijke mintgroene Fiat Cinquecento. Gespaard met de verkoop van flesjes cola, broodjes hamburger, banaantjes en kikkertjes en het schoonmaakwerk van Annie. Trots als een pauw waggelde Gerrit een rondje om de piepkleine Sjinkesjento waar hij en Annie maar net in pasten. Stiekem was ik ook een beetje trots op Gerrit.

Trots waren we ook in ’93 toen Rotterdam na negen jaar eindelijk weer een landskampioenschap kon vieren. Het absolute hoogtepunt van mijn middelbare schooltijd. Toen ik de dag na ‘Groningen-uit’ op school kwam, bleken er opeens heel veel Feyenoord-supporters te zijn. Verschillende klasgenoten feliciteerden mij met de landstitel van ‘onze’ club. Maar er was natuurlijk maar één man met wie ik deze mijlpaal wilde delen. Na jaren van ellende vielen Gerrit en ik elkaar nog net niet huilend in de armen. Even later schalde mijn cassettebandje ‘Feyenoord, Het document 1991-1992’ voor één keer door de kantine. “Feyenoord, wij houden van die club, Feyenoord op weg naar weer een cup…”

Buiten het zicht van Gerrit, plakte ik ’s middags een grote sticker op de achterkant van zijn glimmende Sjinkesjento: het Feyenoord-logo met in de rand de tekst ‘Feyenoord kampioen ‘92-‘93’. “Ik hoefde niet te raden wie dat had gedaan”, knorde Gerrit de volgende dag tevreden. Toen ik enige jaren later de middelbare school verliet, zat de sticker nog steeds op zijn auto.

Inmiddels zijn we meer dan twintig jaar verder. Toentertijd had ik nooit kunnen bevroeden dat die donkere periode ooit nog eens overtroffen zou worden. Ik mis Gerrit wel eens, als ik in de pauze van mijn werk met mijn collega’s over voetbal praat. De gesprekken zijn van een ander niveau dan die met Gerrit. Sowieso heeft één collega een voorkeur voor een wel heel foute club. Maar – misschien nog wel erger – een paar andere collega’s zeggen wel voor Feyenoord te zijn, maar je merkt aan alles dat de huidige misère hen niet zo veel uitmaakt. Ik zou wel weer eens in het hoekie bij Gerrit willen kruipen, gewoon slap ouwehoeren over Feyenoord en ons afvragen of het ooit nog eens goed komt.

Zou hij nog leven? De laatste jaren van mijn middelbare schooltijd is Gerrit een paar keer opgenomen. Kanker. Maar ondanks het dringende advies van zijn dokter om te stoppen bleef het sjekkie steevast in zijn mondhoek hangen. “Dat pakt niemand mij af.”

Inmiddels woon ik al lang niet meer in (de omgeving van) Rotterdam. Maar elke keer als ik in mijn geboortestad loop, kijk ik uit naar een mintgroene Cinquecento met een vergeelde Feyenoord-sticker achterop. 

Ik hoop dat-ie nog eens voorbijrijdt, stopt, dat het raampje wordt opengedraaid en een bulderende stem roept: “Heeej, ouwe Faainoorder!”

Gepubliceerd in: Lunatic News, onafhankelijk Feyenoord-fanzine, nummer 58, seizoen 2010-2011

No Comments

Leave a Comment

Please be polite. We appreciate that.
Your email address will not be published and required fields are marked